Sacramenten zijn tekens, in woord en gebaar, die we in Jezus’ Naam in de gemeenschap van de Kerk mogen vieren. De sacramenten zijn een paasgeschenk van de levende Heer aan de Kerk: ‘de apostelen trokken uit om overal te prediken, en de Heer werkte met hen mee en schonk kracht aan hun woord door de tekenen die hen vergezelden’ (Mc. 16, 20).
In Jezus is God zelf dichtbij ons. Jezus deelde ons leven, gaf zijn leven aan het kruis. Op Pasen is Hij verrezen. Jezus is teruggekeerd naar de hemel. Hij heeft de heilige Geest gegeven als Helper in ons midden. In kracht van die heilige Geest vieren wij de sacramenten, de werkzame tekens van de levende Heer. In de vieringen van de sacramenten ontmoeten wij Jezus zelf. De heilige Gregorius de Grote schreef: ‘Wat zichtbaar was in onze Verlosser is overgegaan in zijn sacramenten'.”
Bisschop Van den Hende
In de Bijbel
In het evangelie geeft Jezus na zijn verrijzenis aan zijn leerlingen de opdracht om te dopen: ‘Gaat en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en leert hun te onderhouden alles wat Ik u bevolen heb' (Mt. 28, 19-20).
Na Pinksteren trekt Petrus rond, in opdracht van de verrezen Heer, om het evangelie aan de mensen bekend te maken: ‘Bekeert u en ieder van u late zich dopen in de naam van Jezus Christus tot vergeving van uw zonden' (Hand. 2, 38). De oproep van Petrus bleef niet onbeantwoord: ‘Die zijn woord aannamen lieten zich dopen, zodat op die dag ongeveer drieduizend mensen zich aansloten' (Hand. 2, 41). Ook Paulus liet zich dopen na zijn bekering. Eerst was Paulus iemand die Jezus en zijn leerlingen vervolgde en liet doden. Onderweg naar Damascus werd Paulus in een visioen door de verrezen Jezus aangesproken: ‘waarom vervolgt gij Mij?' (Hand. 9, 4). Paulus kwam tot geloof en hij liet zich dopen (Hand. 9, 18b). Een volgeling van Jezus had aan Paulus gevraagd: ‘Wat aarzelt gij nog? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen onder aanroeping van zijn Naam' (Hand. 22, 16).
In de liturgie
Het doopsel vindt bij voorkeur plaats op zondag, de dag van de verrijzenis. Wanneer tijdens de eucharistieviering wordt gedoopt, kan de gemeenschap van de parochiekern erbij worden betrokken en wordt de band duidelijker tussen doopsel en eucharistie. Meestal wordt echter een aparte doopviering gehouden, buiten de eucharistie.
De viering van het doopsel begint met het ontvangen van de dopeling(en) en vragen aan de ouders (als kleine kinderen worden gedoopt) of aan de volwassen dopeling zelf. Daarna wordt gelezen uit de heilige Schrift en volgt een korte overweging. De dopeling wordt gedoopt met water, terwijl gezegd wordt: ‘Ik doop jou in de naam van de Vader, en de Zoon en de heilige Geest'.
Na het doopsel volgt de zalving met chrisma op de kruin (bij volwassenen volgt het vormsel: de zalving met chrisma op het voorhoofd).
Een doopkaars wordt ontstoken aan de paaskaars en overhandigd aan de dopeling. Aan het einde wordt het Onze Vader gebeden en volgt de zegen. Eventueel wordt tot slot een dankgebed bij Maria gesproken.
De betekenis
Het doopsel is het eerste sacrament dat je kunt ontvangen. Het doopsel wordt wel de deur van de sacramenten (‘ianua sacramentorum') genoemd. Immers, pas na het ontvangen van het doopsel kun je andere sacramenten ontvangen.
Het doopsel zuivert je van alle zonden die je met je meedraagt (erfzonde) of die je hebt gedaan. Ze worden als het ware van je afgewassen. De pasgedoopte is een nieuwe mens. Het doopsel wordt het ‘bad van de wedergeboorte' genoemd: ‘het oude is voorbij, het nieuwe is al gekomen' (2 Kor. 5, 17).
De doop geeft je de kiem van eeuwig leven: je mag delen in het nieuwe leven van Jezus die verrezen is.
Het doopsel maakt iemand tot lid van de Kerk. Paulus zegt over het doopsel en de gemeenschap van de Kerk: ‘wij zijn door de doop één enkel lichaam geworden' (1 Kor. 12, 13). Een gedoopte is geroepen om met zijn/haar eigen talenten en gaven mee te helpen aan de opbouw van de Kerk en haar opdracht in de wereld. Petrus zegt: ‘Laat uzelf als levende stenen voegen in de bouw van de geestelijke tempel' (1 Petr. 2,5).
Het doopsel is het fundament voor de eenheid van alle christenen. Als een protestant zou willen toetreden tot de Katholieke Kerk dan wordt iemand daarom niet opnieuw gedoopt maar als reeds gedoopte door de zalving van het vormsel in de Kerk opgenomen. Het doopsel is eenmalig want de Heer blijft je trouw, het is onuitwisbaar.