Enkele dagen geleden heeft u in op deze website kunnen lezen dat de paters en broeders maristen 100 jaar werkzaam zijn in Hulst.
Dit jubileum wordt zondag 18 september gevierd met een pontificale Hoogmis, waarin de maristen bisschop Mgr. Henk Kronenberg voorgaat samen met de paters maristen van de communiteit en de paters die hier geboren en getogen zijn en ook met de paters die in de loop der jaren in onze regio gewerkt hebben. Na deze viering is er voor iedereen de gelegenheid om elkaar te ontmoeten.
Ook houden de maristen dat weekend openhuis aan de Zandstraat 10 met een expositie van foto’s, documenten en powerpoints van de afgelopen 100 jaar. De deuren staan voor u open op zaterdag 17 september van 14.00 tot 17.00 uur en zondagmiddag 18 september van 13.00 tot 16.00 uur.
Om nu te weten wat de maristen voor ogen staat, wat zij belangrijk vinden en voor welke kerk zij zich willen inzetten, zou ik u de volgende meditatie willen aanbieden van François Marc, een pater marist uit Frankrijk.
Ik wens u veel leesplezier en bovenal veel inspiratie,
pater Joop Reurs
Een mariale kerk.
Ik zou een pleidooi willen houden voor een mariale kerk, niet een kerk die alsmaar processies organiseert, of Mariabeelden inzegent, maar een kerk die het evangelie beleeft naar het model van Maria.
Een mariale kerk is een kerk die Maria volgt wanneer zij naar het bergland reist. Die met haar het leven tegemoet gaat. Die vrouwen en mannen opzoekt en, zonder zich te laten ontmoedigen door ogenschijnlijke onvruchtbaarheid, wacht op wat nog geboren moet worden, op wat nog mogelijk is.
Een mariale kerk is verheugd en zingt. Zij zeurt niet over haar eigen lot, of over al het kwaad in de wereld. Zij bewondert alles wat mooi is op de aarde en in de harten van de mensen. Want dáár ontdekt zij waar God mee bezig is.
De mariale kerk weet dat ze het voorwerp is van een onverdiende liefde en dat God een moederschoot heeft. Ze heeft God op de drempel zien staan, uitziende naar de onwaarschijnlijke terugkeer van een verloren zoon. Zij zag hoe Hij hem om de hals viel en een feestring aan zijn vinger deed en toen zelf het feest ging organiseren voor zijn terugkeer.
Als zij het familiealbum doorbladert ziet ze Zacheüs in de vijgenboom zitten, en ze glimlacht als ze eraan terugdenkt. Ze ziet Matteüs en de tollenaars, de overspelige vrouw, de Samaritaanse, de vreemdelingen, de melaatsen en de bedelaars, en de veroordeelde aan het schandhout.
Daarom wanhoopt een mariale kerk nooit, aan wie dan ook. Zij dooft geen smeulende vlaspit, en breekt geen geknakte rietstengel. Als zij langs de weg iemand vindt die door het leven gekwetst is, dan wordt ze door medelijden bewogen, en met eindeloze tederheid verzorgt ze zijn wonden. Zij is een veilige haven, altijd binnen bereik, altijd haalbaar.
De mariale kerk geeft geen antwoorden vóór de vragen gesteld zijn. Haar weg ligt niet tevoren vast. Zij weet wat twijfelen is, en onzekerheid, zij kent duisternis en eenzaamheid.
Hoe zou ze anders vertrouwen inboezemen? Zij neemt deel aan het gesprek maar weet niet alles. Zij is bereid met anderen méé op zoek te gaan.
De mariale kerk woont in Nazareth, in stilte en eenvoud. Zij woont niet op het kasteel. Haar huis is net als dat van andere mensen. Om met andere mensen in het dorp te praten gaat ze de deur uit om hen op te zoeken. Ze kan huilen en lachen met haar dorpsgenoten maar nooit leert ze hun de les. Meestal luistert ze gewoon. Zij gaat naar de markt, en haalt haar water bij de put. Ze wordt uitgenodigd bij de bruiloft, dáár ontmoet ze haar dorpsgenoten. Mensen lopen graag bij haar naar binnen, ze voelen meteen, dat haar huis een gelukkig huis is.